Meer zien met een meerperspectivische bril (deel 2)

Type: Nieuws
Datum: 16 November 2021

Heb je deel 1 gemist of wil je deel 1 nog een keer terug lezen? Lees hier deel 1 van het interview.

Deel 2 In gesprek met Twie Tjoa en Said Kadrouch

We gaan verder ons gesprek over je thuis voelen, gezien worden in wie je bent met al je facetten. 

Voorafgaand aan onze afspraak kom ik een tekst tegen van Nisse Benhaddaoui, zij herkent dat allerlei micro-injecties van venijn haar en andere mensen van kleur raken. Dat aanhoudende microagressie kan leiden tot langdurige raciale stress. Daar is nog weinig bekendheid over, in scholingstrajecten wordt te weinig aandacht besteed aan het effect van racisme, behandelingen in de ggz sluiten dan onvoldoende aan bij de belevingswereld voor mensen met een migratie- en vluchtelingenachtergrond. Haar artikel is te vinden in het januari/februari-nummer van de Elle. Ze besluit haar stuk met de opmerking dat erkenning een toverwoord is bij een herstelproces net als zachter zijn voor jezelf. Herkenbare begrippen uit het vak.

Twie: ‘ik maak een subtiel onderscheid dat ik me in Nederland wel op mijn gemak voel maar dat ik me thuis voel in Suriname en Indonesië. Ik voel me wel op mijn gemak, maar bij de veenbrandjes voel ik me niet zo thuis. De sfeer gisteren bij de uitreiking met Surinaamse vrouwen gaf me een warm thuisgevoel. Nederland heeft me heel erg geholpen toen ik zo ziek was in Suriname en daar niet behandeld kon worden. Het onderscheid in gevoel is gevoelsmatig, vooral als het gaat over discriminatie. Dit heb ik ook in Indonesië meegemaakt in de eind jaren ‘50 van de vorige eeuw toen Chinezen uitgesloten werden, terwijl ons gezin in Suriname heel warm werd ontvangen.’

Said; over thuis voelen ‘Marokko ken ik vooral van vakanties en familiebezoek. Het is mijn geboorteland en thuisland. Na de migratie is het de bedoeling om hier te wortelen. Dit is mijn land geworden. In het opgroeien hier had ik wel moeite om aarde te vinden waarin mijn wortels konden doorgroeien. Tijdens het opgroeien worstelde ik met mijn identiteit. Waar hoor ik bij, waar wil ik bij horen? Je voelt je soms een pingpongbal tussen twee culturen, en gedwongen om een keuze te moeten maken. Terwijl ik er nu inmiddels wel achter ben, dat het geen kwestie van kiezen is. Je hoopt dat die worsteling herkend wordt in die periodes, dat je zo met jezelf in de knoop komt. Dat je ergens kan uiten dat dit soort dingen je dwars zitten, en dat het ter sprake kan worden gebracht. Met vreemden sprak ik daar niet over. Nu achteraf ervaar ik het niet praten als ontwortelend. Je hoort dan nergens bij en wat ik ook kies, ik ga mensen teleurstellen. Je kan het niet goed doen en dat voelt als een spagaat. Daar heb ik veel moeite en last mee gehad. Nu kan ik me én én voelen.’

Twie: geeft dat meer ruimte?

Said; ‘zelfbeschikking hebben over je eigen leven, dat hoort niet af te hangen van bij welke groep ik wil horen. Op de universiteit gedraag en uit ik me anders dan bijvoorbeeld in de moskee. Dat voelde als steeds met rollen wisselen en met verschillende petten op lopen in verschillende situaties. Ik had het gevoel ook dat ik die keuzes moest maken. Ik ben conservatief islamitisch opgevoed, dat betekent dat ik wekelijks uren in de moskee was. Het zou al heel erg geholpen hebben in die jaren, dat ik in behandeling was, dat je iemand tegenkomt die je kunt herkennen, die jou herkent. Voorbeeldfiguren ontmoeten. Of iemand, die vragen stelt over wie ik ben, hoe ik opgegroeid ben, waar ik vandaan kom. Dat gebeurde nauwelijks in al die jaren hulpverlening.’

Twie; ‘voor mij geven de meerdere culturen juist ruimte, ik heb alle vier de culturen in mij zitten (Chinees, Indonesisch, Surinaams, Nederlands). Afhankelijk van de context kan ik juist mezelf zijn, een meervoudig perspectief hebben. Wat ik belangrijk vind bij zo’n eerste ontmoeting is de vraag stellen; wat maakt mij anders dan de ander. Wat maakt de ander anders. Verschil is voor mij heel belangrijk. We kunnen zo leren van elkaar. Verschillen benoemen zonder in een ‘wij-zij’ terecht te komen, juist jij en ik, wij samen. Dat gevoel vind ik heel belangrijk. Dan zou een behandelaar kunnen zeggen ik zie dat je geboren bent in Indonesië. Dat geeft me een gevoel van verder kunnen praten. En als je dan iemand tegenkomt die je situatie goed kent, zoals mijn arts die van Javaanse afkomst is en joodse roots heeft. Dan kom je bij elkaar. Dan kun je verbinding zien te maken.’

Said; ‘dan zou de deur voor mij wel zijn opengezet. Dan zou ik misschien met een vreemde behandelaar hebben durven praten. Het gesprek ging vooral over behandelstrategieën, diagnoses. Persoonlijker dat had zeker gemogen. Nu heb ik er minder moeite mee om ook dat deel van mezelf ter sprake te brengen bij een psycholoog.’

Twie; ’in het gesprek met mijn arts herhaalde ik zijn diagnose in het Indonesisch, samen bespraken we toen hoe kunnen we dat in het Nederlands zeggen. Kunnen herstellen is daar mee gebaat. In de wereld van ervaringsdeskundigheid ervaar ik veel stigmatisering, vaak gebaseerd op een etiket. Het labelen en in hokjes stoppen veroorzaakt achterstelling, ik hoop dat daar meer bewustzijn over komt. Juist door de ervaringskennis heb je oog voor het persoonlijke en unieke. Ik hoop dat dat zo is in ieder geval. Als ik iemand ontmoet in een rolstoel dan moet ik degene die in die rolstoel zit in combinatie zien met diens andere kanten. Zoek in de combinaties, elke positie geeft andere verhoudingen tot de ander. Mensen met een migratie achtergrond, met welke achtergrond dan ook, zijn niet allemaal hetzelfde. Vooral niet naar één deelidentiteit kijken. Dat leidt vaak tot stigmatisering.’

Said; ‘als je iemand ondersteunt dan zou je alles wat je denkt te weten over de persoon die tegenover je zit moeten loslaten, en met een schone lei beginnen. Er is al zoveel ingekleurd in hoe we denken over andere mensen, de stereotypering die iedereen wel heeft. Daar is niemand vrij van. Mijn migratie ervaring is anders dan die van iemand uit Suriname, Syrië of Turkije. Verschillen, het unieke zien daar moet je als professionele hulpverlener je best voor doen.’

Twie: “ik ga uit van de verschillen tussen ons, als ik alleen vrouwen in een groep tegenkom dan vraag ik me af hoe het is als er een man tussen zit; het is nodig om verschillen te kunnen ervaren als kracht.”

Said; ‘het benoemen van verschillen is een meerwaarde en voegt juist iets toe. In een herstelwerkgroep is dat ook van belang. Als groep word je soms op één hoop gegooid. Dat vraagt om beter te kijken en niet bv alleen een groep verslaafden te zien maar juist ook de verschillen. Verschillen zijn er altijd, ieder is uniek en apart. Niet afvlakken of weggummen die verschillen.’

Twie; ‘herkenning vanuit overeenkomsten is ook belangrijk. Dat is juist een reden om ook te kijken naar verschillen, die combinatie houden en zoeken naar hoe verbinding met elkaar gerealiseerd kan worden.’

Marjo Said en Twie Foto Twie Tjoa