TsvB
Auteursinstructies en Stijlgids Tijdschrift voor Begeleidingskunde

Tijdschrift voor Begeleidingskunde (TsvB) is het praktijkwetenschappelijke vakblad van LVSC. TsvB informeert en inspireert supervisoren, coaches, organisatiebegeleiders en laat hen interacteren in hun professionele ontwikkeling. Bovendien levert TsvB een praktijkwetenschappelijke bijdrage aan het vakgebied van professionele begeleidingskunde. Artikelen sluiten aan op de werkpraktijk van supervisoren, coaches en/of organisatiebegeleiders.

Procedure indienen artikel

Bijdragen worden ingediend bij de eindredacteur (via communicatie@lvsc.eu). Auteurs ontvangen een bericht van ontvangst en informatie over de procedure. De redactie bespreekt het ingezonden artikel en beoordeelt de plaatsbaarheid ervan. 

De redactie geeft altijd toelichting bij de beoordeling. Indien het artikel plaatsbaar is, geeft de redactie aanwijzingen voor verbeteringen. De verbeterde, definitieve versie wordt door de eindredacteur geredigeerd en daarna voorgelegd aan de auteur.

Planning

Voorstel voor artikel (abstract 400 woorden)Zes maanden voor publicatie
Eerste versieVijf maanden voor publicatie
Tweede versieVier maanden voor publicatie
Definitieve versieDrie maanden voor publicatie

Na indienen van de definitieve versie volgt een eindredactionele ronde en een controle van de drukproef.

Criteria indienen artikel

Alle artikelen die bij de redactie worden aangeboden ter publicatie, dienen aan de volgende eisen te voldoen:

1. Het artikel wordt aangeleverd als Word-bestand; lettertype Aptos 12; geen inspringingen.

2. Illustraties worden als aparte jpeg-bestanden aangeleverd, niet in het tekstdocument.

3. Een titel en een introductie (zie hieronder, punt 10 Stijlgids).

4. Beknopte auteursgegevens, waaronder het emailadres van de hoofdauteur.

5. Het artikel dient verder te voldoen aan de richtlijnen zoals hierna per rubriek vermeld en zoals die meer in het bijzonder tussen redactie en auteur worden overeengekomen.

6. Alle hieronder genoemde woordenaantallen zijn maxima.

Tijdschrift voor Begeleidingskunde
Illustraties

Elk artikel bevat een of meerdere afbeeldingen (afhankelijk van de lengte). Auteurs kunnen afbeeldingen aandragen ter suggestie.

Figuren en tabellen dienen een duidelijke functie te hebben in het betoog en worden steeds voorzien van een bijschrift en een nummer. In de tekst wordt ernaar verwezen. Eindredacteur en vormgever beslissen of een illustratie al dan niet geplaatst wordt.

Auteursrecht

Met het opsturen van een artikel naar de redactie gaat de auteur akkoord met de publicatievoorwaarden van de uitgever. De redactie gaat ervan uit dat de aangeboden tekst niet eerder is gepubliceerd of elders ter publicatie is aangeboden. Is dat wel het geval, dan is de bijdrage in principe niet ontvankelijk. Wel is het mogelijk met de redactie afspraken te maken over een aangepaste versie. Auteurs ontvangen geen honorarium, wel een PDF-bestand en een exemplaar van het nummer met de gepubliceerde bijdrage.

Inhoudelijke criteria per rubriek
1. Rubriek Kennis in Praktijk

In deze rubriek staan theorie, methoden en technieken voor de professioneel begeleider centraal.

  • Lengte: 3150 woorden (lang artikel) of 2250 woorden (kort artikel). Afspraken hierover worden gemaakt met de redactie.
  • De inleiding biedt een helder en concreet beeld van het artikel. De auteur neemt hier stelling en maakt de relevantie voor de professioneel begeleider duidelijk. Daarbij komt in ieder geval aan bod:
    • Wat is de centrale vraagstelling?
    • Waarom is deze vraag relevant?
    • Voor wie is deze vraag relevant?
    • Hoe wordt deze vraag beantwoord?
  • Het middenstuk is gestructureerd, informatief en kernachtig.
  • De conclusie beantwoordt de centrale vraagstelling en verwijst naar de relevantie. Welke boodschap geeft de auteur mee aan de lezers?
  • Een bronvermelding volgens de Stijlgids (punt 11).
3. Boekrecensie
  • Telt maximaal 900 woorden.
  • Beantwoordt in ieder geval de volgende vragen:
    • Wat zijn het thema en de centrale vraagstelling van het boek?
    • Wat is het doel van de auteur? Wat wil zij/hij met dit boek bereiken?
    • Hoe is het boek ingedeeld/opgebouwd?
    • Wat is de boodschap van het boek en wat is de relevantie voor de professioneel begeleider?
    • Wat is het oordeel van de recensent over het boek? Bereikt de auteur diens beoogde doel?
2. Rubriek Mens en Missie

Hier komen vakgenoten aan het woord over hun eigen werkpraktijk. Artikelen zijn dus persoonlijk van aard, maar verzanden niet in details. Ook uit anekdotische en persoonlijke verhalen blijkt duidelijk de algemene relevantie.

  • De werkplek (900 woorden): de auteur bespreekt diens werkplek en een typische werkdag. De rubriek biedt inspiratie aan vakgenoten en laat hen inzicht opdoen (en doorgeven) in bepalende factoren van het vak, en hoe de begeleidingskundige hieraan invulling geeft op diens eigen, unieke wijze.
  • De ervaring (900 woorden): een begeleidingskundige vertelt over een ervaring tijdens het werk, die de kijk op diens werk heeft veranderd. Dat kan de begeleiding van een specifieke cliënt zijn, of een inzicht nadat de begeleider tegen een bepaald probleem aanliep. De auteur vergelijkt het oude inzicht met het nieuwe.
  • Column (450 woorden): kort, krachtig, opiniërend, relevant, prikkelend.
Meer informatie Tijdschrift voor Begeleidingskunde
Stijlgids
  1. TsvB hanteert de spelling van het Groene Boekje. Op woordenlijst.org is het Groene Boekje gratis en openbaar te raadplegen.
  2. Het taalgebruik in TsvB is eigentijds, actief en to the point, niet plechtig, ouderwets of omslachtig. Vermijd spreektaal; elke zin is een grammaticaal correcte volzin.
  3. Niet-gangbare vaktermen worden uitgelegd. Niet-gangbare woorden uit andere talen worden zoveel mogelijk door Nederlandse woorden vervangen.
  4. Streef naar genderneutraal taalgebruik. In cases en voorbeelden acteren zowel mannen als vrouwen, in alle rollen (dus bijvoorbeeld niet uitsluitend vrouwen in de rol van coachee en mannen in de rol van coach).
  5. Zinnen staan in een actieve (bedrijvende) vorm. Het is duidelijk wie de actor is; pas op met persoonlijk voornaamwoorden als ‘je’, ‘we’ en ‘men’ (want over wie gaat het dan eigenlijk?).
  • Niet: Men ziet de voordelen van methode X, die steeds vaker wordt gebruikt.
  • Maar: Steeds meer supervisoren gebruiken methode X.

6. Zinnen zijn overzichtelijk en tellen nooit meer dan 25 woorden. Vermijd tangconstructies, knip lange zinnen op. Informatie die bij elkaar hoort, staat bij elkaar. Alinea’s tellen 75 à 125 woorden.

  • Niet: Het door het management aangevraagde begeleidingstraject bleek, doordat medewerkers de kans kregen hun frustraties te uiten en ideeën voor verbetering aan te dragen, ruimte te scheppen voor een nieuwe koers waarin zowel het management als de medewerkers zich konden vinden.
  • Maar: Het management vroeg het begeleidingstraject aan. Hierin konden de medewerkers hun frustraties uiten en ideeën voor verbetering aandragen. Het traject schiep ruimte voor een nieuwe koers, waarin zowel het management als de medewerkers zich konden vinden.

7. Vermijd naamwoordstijl: een tekst met veel zelfstandige naamwoorden op plaatsen waar ook een vervoegd werkwoord kan staan.

  • Niet: Als het uiten van emoties lastig is voor de coachee, is het stellen van de juiste vragen belangrijk.
  • Maar: Als de coachee haar emoties niet goed kan uiten, is het belangrijk dat de coach de juiste vragen stelt.

8. Getallen en cijfers

  • Getallen tot twintig worden in letters geschreven.
  • Tientallen, honderdtallen en duizendtallen worden in letters geschreven.
  • Exacte waarden (percentages, data, bedragen, etc.) worden in cijfers geschreven.

9. Cursiveringen en aanhalingstekens

  • Citaten staan tussen enkele aanhalingstekens.
  • Titels van publicaties (boeken, kranten, tijdschriften, films, etc.) worden gecursiveerd.
  • Onderdelen van publicaties (hoofdstukken, artikelen, etc.) staan tussen enkele aanhalingstekens.
  • Bijzondere, nieuwe of mogelijk onbekende woorden worden gecursiveerd.

10. Titels, intro’s en tussenkopjes

  • Titels zijn geen droge samenvatting van het artikel, maar spreken aan en nodigen uit.
  • Boven het artikel komt een intro van circa 50 woorden, die dient om de interesse van de lezer te wekken. Het is geen abstract en hoeft niet het gehele artikel samen te vatten.
  • Tussenkopjes bestaan uit één of enkele woorden uit de alinea’s eronder, maar liever niet uit de eerste twee zinnen. Kies voor woorden die nieuwsgierigheid wekken of voor een centrale term. Een artikel begint niet met een tussenkopje.

11. Bronvermelding

TsvB hanteert een vereenvoudigde APA-stijl. Verwijzingen zijn enkel nodig bij de belangrijkste informatie, bijvoorbeeld wanneer een methode wordt toegepast of een centraal begrip wordt uitgelegd. De bronvermelding wordt beperkt tot daar waar het noodzakelijk is of van aanzienlijk toegevoegde waarde.

a. Verwijzingen de lopende tekst bestaan uit de achternaam van de auteur, het jaar van publicatie en indien geciteerd wordt het paginanummer of bereik.

  • I. (Janssen, 2019, p. 251).
  • II. Bij drie of meer auteurs: (Janssen et al., 2019)
  • III. Bij narratieve verwijzingen: ‘Janssen (2019) stelt dat …’

b. De literatuurlijst bevat enkel de bronnen waarnaar in de tekst wordt verwezen.

  • I. Boek: Janssen, G. (2019). Boektitel: subtitel. Uitgeverij.
  • II. Hoofdstuk in boek: Janssen, G. (2019). Hoofdstuktitel. In G. Mulder, Boektitel (paginabereik). Uitgeverij.
  • III. Artikel: Janssen, G. (2019). Titel artikel. Tijdschrift, volume(uitgave), paginabereik.
  • IV. Online artikel: Janssen, G. (2019). Titel artikel. Naam website (geraadpleegd op 12-07-2025).
  • V. Krantenartikel: Janssen, G. (12-07-2019). Titel artikel. Naam krant.
Website

Elk gepubliceerd artikel wordt tevens geplaatst in de LVSC Kennisbank. Het artikel wordt daar kort ingeleid met een door de auteur aangeleverde inleidende tekst.

Meer informatie websitereglement LVSC